Het loodje leggen of... kantje boord?
Alles is in kannen en kruiken,
ik heb mijn natje en droogje en
rust op mijn lauweren.
Even een wasje draaien,
van je één, twee, hupsakee.
Ik val mij daar een partij,
maak een flinke smak en
ga plat onderuit.
Het is vast geen gezicht en
Godsgeklaagd.
Als een vis op het droge, spartel ik rond en
gooi de handdoek in de ring.
Ik ben ten val geraakt,
uit het veld geslagen,
totaal van de wereld,
met stomheid geslagen.
Klagen helpt niet.
De vloer is veranderd in een zwembad,
de muren zijn drijfnat.
Ik heb mijn eigen zwemparadijs.
Het duizelt mij aan alle kanten,
ik ben knock-out.
Het is doodstil.
Ik zou god op mijn blote knieën moeten danken
(ik had mijn nek wel kunnen breken), maar
ik voor Pampus.
Ik neem de schade op.
Op één been kun je niet lopen,
knielen is uit den boze,
dus ik blijf zitten waar ik zit.
Mijn hersens draaien op volle toeren.
Het zal niet de eerste en laatste keer zijn dat,
ik mijn hoofd gestoten heb,
bont en blauw,
geradbraakt ben.
het vel over mijn oren werd getrokken, ik
ter nauwer nood aan de dood ontsnapt ben.
Ik lig er eenzaam en verlaten bij en zal
mijn eigen boontjes moeten doppen, mijzelf
de reikende hand bieden.
Duizend en één gedachten
spoken door mijn hoofd,
er komt geen einde aan.
Een goede buur is beter dan een verre vriend, maar
ik ben moederziel alleen.
Het is muisstil.
Ik kan wel een opkikkertje gebruiken.
Mijn telefoon is uit beeld,
buiten handbereik,
hals reikend kijk ik er naar uit.
Het is een klap in mijn gezicht,
ik zie geen steek,
kan geen wonderen verrichten,
ijzer met handen breken of
over water lopen.
Het is een diepe, droeve ellende.
Is er licht in de duisternis, hoe kan ik mijzelf
uit de stront te trekken,
bijeen te rapen,
op de been te blijven.
Ik kan niet heksen, ben
geen duizendpoot en ook
geen manusje van alles.
Het water staat tot aan mijn lippen.
De vakantie is ten einde,
een ongeluk zit duidelijk in een klein hoekje.
Ik ben in alle staten,
onderuitgehaald,
pootje gehaakt,
bont en blauw.
Ik zie alle kleuren van de regenboog.
Het duizelt mij aan alle kanten, maar
zet mijn tanden stevig op elkaar,
bijt mijn tong af en
zwijg in alle talen.
Praatjes vullen geen gaatjes.
De dans ter nauwer nood ontsprongen lig ik
uit het veld geslagen.
Het is zoals het is,
gedane zaken nemen geen keer.
Ik ben doodvermoeid en
gooi de handdoek in de ring.
Het is verloren tijd mij
op de kast te laten jagen.
Ik zie door de bomen het bos niet meer
mijn hoofd loopt over en ik
krijg een blinde waas voor mijn ogen.
Hardlopers zijn doodlopers? Ik liep niet hard,
kroop op handen en voeten,
moeizaam voorwaarts,
zo traag als dikke stront door een trechter tegen een berg op bij 40 graden vorst
Mij is het zwijgen opgelegd, dus
ik zwijg als het graf.
Jong geleerd is oud gedaan is een waarheid als een koe.
Weer een ervaring rijker.
Het is onbegonnen werk,
dweilen met de kraan open,
een oude boom kun je niet verplanten en
mijn laatste uurtje heeft geslagen.
Vroeg onder de wol is er niet bij,
het houdt allemaal niet over,
ik heb het te bont gemaakt,
moet maken dat ik hier weg kom,
mijn beste beentje voor zetten,
mijn wonden likken, zo niet
ben ik er de dupe van,
het haasje,
is het is einde verhaal.
Punt uit.
Ik ben een #mobieleblogger
Comments
Post a Comment